Artikel geplaatst in Spiegelbeeld december 2016
Inleiding
“Rouw is de achterkant van liefde,” is een uitspraak die iedereen kan begrijpen: als een geliefde sterft, volgt rouw onherroepelijk. Bij rouw denk je niet snel aan verlichting, rouw en verlichting lijken paradoxale termen, maar zijn ze wel zo tegengesteld als dat op het eerste gezicht lijkt? In het eerste deel van het drieluik Rouw en Verlichting lichten wij, Els Spil en Maartje Hazebroek, toe waarom rouw en verlichting heel dicht bij elkaar kunnen liggen of soms zelfs onlosmakelijk verbonden zijn. Als rouwbegeleiders werken wij samen en we zijn getriggerd door de verbinding tussen rouw en verlichting. Een samengaan dat we in de praktijk wel zien, maar zelden tegenkomen in de literatuur over rouw. Is het een taboe? Wij concentreren ons in dit deel van het drieluik op de eerste periode na het overlijden van een geliefd persoon. Deze eerste periode behelst voor de meeste rouwenden ‘overleven’ of ‘overeind blijven’ na de dood van een geliefde. In dit artikel lichten we allereerst het begrip rouw en vervolgens het begrip verlichting toe, waarna de verbinding zich als vanzelf ontvouwt. In het volgende deel van de drieluik relateren we verlichting aan het je volledig durven openstellen voor de pijn die de rouw met zich meebrengt. Begeleiding hierin kan nuttig of noodzakelijk zijn en zien wij als onze missie.
Rouw
Rouw is de prijs die iemand betaalt voor de verbindingen die hij in het leven aangaat[1], de verzamelnaam voor de heftige emotionele reacties die samenhangen met verlies. In de literatuur over rouw is lange tijd uitgegaan van een fasemodel. De Zwitsers-Amerikaansearts en psychiater Elisabeth Kübler-Ross was de eerste wetenschapper die in de zestiger jaren de rouw in fasen beschreef. Volgens haar model doorloopt de rouwende vijf achtereenvolgende fasen: ontkenning, woede, onderhandeling, depressie en aanvaarding. Hierbij dient opgemerkt te worden dat niet iedereen de fasen lineair doorloopt. Sommige mensen slaan fasen over, of hernemen een eerdere fase. Begin jaren tachtig ontwikkelt William Worden een rouwmodel dat niet uitgaat van een vaste volgorde van fasen, maar van taken waaruit een rouwproces bestaat. In een gezond rouwproces zouden alle vier de genoemde taken aan de orde komen, maar doorloopt een rouwende ze niet in een vaste volgorde. Het kan heel goed zijn dat er soms twee tegelijk spelen, of dat een taak op verschillende momenten terugkomt. Worden omschreef de taken als volgt:
1) accepteren dat de overledene er niet meer is;
2) doorleven van de emoties;
3) aanpassen aan een leven zonder de overledene;
4) de overledene emotioneel een plaats geven en opnieuw in het leven investeren.
Het nieuwste rouwmodel is het integratief model. Eén van de grondleggers is Robert Neimeyer, klinisch psycholoog in de VS. In dit rouwmodel zijn de belangrijkste ontwikkelingen en visies uit het rouwonderzoek van de afgelopen jaren opgenomen[2]. Neimeyer beschouwt rouw als een veranderingsproces op meerdere niveaus en hanteert zes uitgangspunten:
1) rouwen is een persoonlijk en uniek proces is. Ieder mens rouwt anders, er bestaat geen handleiding voor en ook de duur van een rouwproces is geen vaststaand gegeven;
2) rouw vraagt om een actieve houding: rouwen is niet zozeer passief ondergaan wat er gebeurt, maar iets doen met de gevoelens. Er ontstaat een nieuwe relatie tot de overledene;
3) rouwen is een multidimensioneel fenomeen, dat uit méér bestaat dan alleen het doorleven van emoties;
4) rouwen is in de meeste gevallen eerder een proces van transformatie dan van restauratie. Het verlies maakt dat de rouwende een nieuw evenwicht moet gaan vinden: teruggaan naar het evenwicht van voor het overlijden kan niet;
5) tenslotte is rouwen altijd ingekaderd in een bredere familiale en sociale context. De plaats die de rouwende inneemt in zijn of haar sociale omgeving (familie, vrienden, collega’s) verandert. Zo wordt iemand bijvoorbeeld door het verliezen van een partner een alleenstaande. De rouwende gaat zichzelf anders opstellen, maar ook kan de omgeving anders op de rouwende reageren.
Wij verkiezen het integratief model boven het fasenmodel, omdat we in de praktijk constateren dat het rouwproces inderdaad een veranderproces is dat veel aspecten van het leven raakt. Desondanks delen we voor dit drieluik het rouwen op in herkenbare stadia. Dat betreft:
– de eerste rauwe rouw, waarin een dierbare pas net is overleden en het overlijden nog onwezenlijk is en de rouwende gericht is op ‘zichzelf staande houden’;
– de tweede periode waarin de waarheid is doorgedrongen maar niet geïntegreerd in het bestaan van de rouwende;
– de laatste fase waarin het verlies wel is geïntegreerd in het leven. In deze laatste fase zijn de rouwtaken zoals door Worden omschreven doorlopen.
Ieder rouwproces is uniek, er bestaat geen richtlijn voor. De meeste mensen zijn in staat zonder professionele begeleiding de rouwtaken aan te gaan en het verlies te ‘bergen’. Sommige mensen vinden het prettig wat ondersteuning te vragen, voor anderen is dat noodzaak.
De rauwe rouw
In het begin kan een rouwende vaak echt niet bevatten wat hem is overkomen. Het lijkt allemaal erg onwerkelijk. Zelfs wanneer iemand denkt dat hij zich heeft kunnen voorbereiden, omdat een dierbare bijvoorbeeld een lang sterfbed heeft gehad, dan blijkt dat, wanneer de geliefde uiteindelijk sterft, een rouwende zich niet werkelijk heeft kunnen voorbereiden en dat hij zich niet echt bewust was van de grootsheid van alle emoties die hem overspoelen wanneer het afscheid definitief is. Een rouwende kan willen uitschreeuwen dat het niet waar is en tegelijkertijd voelt hij van binnen de pijn van de harde werkelijkheid doordringen. Het verwerken van de dood van een geliefde is een van de allergrootste opgaven die mensen hier op aarde in het leven tegenkomen. Er komen vaak veel gevoelens los in deze eerste periode, gevoelens van onveiligheid en angst (want niets is meer zeker, er kan zomaar iets gebeuren dat je leven op z’n kop zet), ook gevoelens van boosheid, wanhoop, schuld of machteloosheid kunnen naar boven komen. Er kan chaos zijn, een kluwen van emoties en tegelijkertijd een enorme leegte. Voor velen voelt het alsof het hoofd de regie kwijt is geraakt, dat het verstand is losgekomen van het gevoel. Denken werkt niet meer en een rouwende schakelt vaak over op de automatische piloot.
Naast deze hevigheid van gevoelens kunnen in deze eerste periode existentiële of spirituele vragen rijzen. Want wat is de dood eigenlijk? En hoe gaat het nu verder met onze geliefde? Is er plek waar overledenen heen gaan en komen ze terug op aarde? Kan ik nog in verbinding zijn met hem of haar? De meeste mensen hebben antwoorden geformuleerd op vragen zoals die hierboven staan beschreven. Of de antwoorden vanuit het hoofd of vanuit het hart komen, blijkt pas wanneer de dood ons van zo dichtbij raakt. Als vroegere antwoorden op dergelijke vragen
niet meer houdbaar blijken, is de dood van een geliefd persoon vaak het begin van een spirituele zoektocht[3]. Deze spirituele zoektocht brengt een rouwende vaak dichter bij zijn eigen kern, bij wie hij ten diepste is. Dit op zich is al een pad naar verlichting, maar er is meer.
Verlichting
Voordat je een beeld kunt vormen van verlichting, gaan we eerst in op het begrip ‘ego’ . Duits-Canadese spirituele leraar Eckhart Tolle omschrijft het ego als de identificatie met vorm[4], wat vooral betekent: gedachtevormen. Deze vormen kunnen zijn: ik ben een man, een manager, een golfer, een lezer, een angsthaas, etc.. De ‘ik’, is de illusie waar wij onze valse identiteit aan afleiden. Het ego staat voor alles waar iemand zich mee identificeert en waarvan men meestal gelooft dat het ‘echt’ bestaat. Het ego, volgens Tolle ook wel het onware zelf genoemd, staat voor alles wat mensen beschouwen als ‘ik’. Een persoonlijkheid dus. Op jonge leeftijd is ons aangeleerd om onszelf te definiëren als ‘dit’ en ‘niet dat’, waardoor het ego een afscheiding wordt van alles waarvan we geloven dat we het wel of niet zijn. Zo beschouwd kun je zeggen dat de meeste mensen niet in de werkelijkheid leven, maar in een geconceptualiseerd beeld van die werkelijkheid. Zij bekijken de werkelijkheid vanuit hun beperkte visie van zichzelf en de ander.
Om te overleven heeft het ego heel veel aandacht nodig. Het is verslaafd aan macht, erkenning en conflict en het is voortdurend bezig zichzelf met andere ego’s te vergelijken. Het ziet zichzelf als gescheiden van de ander en de wereld. Het denkt in termen van ‘beter dan’, ‘minder dan’, ‘hoger dan’ en leeft bij de gratie van aanval en verdediging. Tolle: “Ego’s verschillen alleen van de buitenkant. Diep van binnen zijn ze allemaal hetzelfde. Ze leven van identificatie en afscheiding.”
Verlichting kan verschillende betekenissen hebben. Binnen het drieluik rouw en verlichting gebruiken wij de uitleg van de Amerikaanse spirituele leraar Adyashanti[5]. Ook hij heeft het over het ego wanneer hij uitlegt wat verlichting betekent. “Verlichting is simpelweg het ego-loos ervaren. Het zien en het ervaren van de wereld zonder door de vertekende lens van ons ego te kijken. Verlichting is niet het kijken door een andere lens, maar het kijken zónder lens; het ervaren van de wereld zonder door een lens te kijken. Dat is waar verlichting uiteindelijk op neerkomt; het kijken en ervaren, zonder vertekening.”
Leven in Waarheid met jezelf
Een verlicht persoon laat zich leiden door de stroom des levens. Hij geeft zich hier volledig aan over. Zijn waarneming wordt niet meer gefilterd door het ego. Waarnemer, waarneming en datgene wat wordt waargenomen vormen weer een eenheid. Het onvermijdelijke gevolg is volmaaktheid.
In de eerste fase, tijdens de rauwe rouw, kan er zowel sprake zijn van heftige emoties als het uitblijven ervan. Wij, als begeleiders van mensen in rouw, zien in deze periode vaak verbijstering: het verstand lijkt weggevallen, zelfs de stemmen van het ego doen er het zwijgen toe. Daardoor vallen de concepties die mensen van zichzelf en de wereld om zich heen hebben helemaal weg. Dat wat over blijft als alles wegvalt, dat is het Zelf. Er is geen oordelende beschouwer meer. Er is slechts een samenvallen met alles wat iemand is. De rouwende heeft geen verdriet meer, hij ís verdriet. Hij rouwt niet, hij wordt gerouwd. Dit samenvallen, waarin ego geen dominante rol meer heeft, kan ondanks alle pijn verlichtend aanvoelen. Dit is het moment waarop iemand kan ontdekken dat hij leeft in waarheid, in waarheid met zichzelf. Een rouwende heeft dan geen andere keuze dan te zijn in tegenwoordigheid en te buigen voor het lot. De rouwende is wat hem overkomen is en leeft volledig in het nu. Hij is bevrijd, niet meer door de beperkingen van het ego gevangen. “Rouw is een vorm van thuiskomen,” beschreef Jan Oegema in zijn boek ‘Lichaamsziel, een retraite in rouw’[6]. Hierin beschrijft hij dat, hoe pijnlijk het ook is, hij voor het eerst in zijn leven het gevoel heeft dat hij in waarheid leeft. “Hoevelen vóór mij zijn ooit op die werkelijkheid gestuit?” vraagt hij zich hardop af. Wij moeten hem het antwoord schuldig blijven, maar kunnen dit uit eigen ervaring beamen: rouw kan leiden tot een staat van verlichting. Neergeschreven is het ook reeds. In ‘Rouwverwerking en Rouwbegeleiding; sterven – rouwen – troosten’ van Renée Zeylmans, kwamen we in een gedicht van Gerda van Hulst deze eindregels tegen:
het wonder
een stille
diepe vreugde: Ik Ben
dank-zij de pijn van de rouw[7].
Volgende maand deel 2 van het drieluik Rouw en Verlichting, hierin gaan we in op aanvaarding en het ‘ontvangen’ van de pijn in het lichaam. Volgens ons is dit essentieel in het rouwproces. Een groot deel van ons werk bestaat uit het begeleiden van mensen in het kunnen aangaan van de pijn.
[1] Herbergen van Verlies, Fiddelaers-Jaspers & Noten, In de Wolken, 2015 (tweede druk). P. 9.
[2] Leven met gemis, Johan Maes, Uitgeverij Wijgmaal-Leuven 2007, p. 80-81.
[3] Als een geliefde sterft, Hans Stolp, Ankh-Hermes bv, Deventer 2003, p. 25-27
[4] De kracht van het nu, Eckhart Tolle, Ankh-Hermes bv, Deventer, 2001, p 49.
[5] De weg van bevrijding, Adyashanti , Samsara Uitgeverij B.V., 2013, p. x-xi.
[6] Lichaamsziel, Een retraite in rouw, Jan Oegema, Vantilt, Nijmegen, 2016, p. 21 -25.
[7] Gedicht van Gerda van Hulst in Rouwverwerking en rouwbegeleiding, Sterven – rouwen – en troosten, Christofoor, Zeist 2006 (tweede druk), p. 287.